Luchtstromen komen overal voor op aarde. Voor een groot deel wordt de wind bepaald door luchtstromen en haar bijhorende luchtdrukverschillen. Grof gezegd verplaatst de lucht zich van een hoogdrukgebied (warme lucht) naar een laagdrukgebied (koelere lucht).
De grote motor achter luchtstromen is de zon. Rond de evenaar warmt de lucht het snelst op. Als de lucht opstijgt, koelt hij af en stroomt weg naar het noorden en/of het zuiden. Rond de evenaar ontstaat vervolgens een laagdrukgebied omdat de lucht 'wegwaait'. Naarmate de lucht wegwaait, koelt ze af en wordt zo zwaarder. Rond de subtropen ontstaat hierdoor een hoogdrukgebied. Een deel van de lucht stroomt hierdoor terug naar de evenaar (passaatwind). Een ander deelt waait verder naar de polen.
De lucht die verder stroomt naar de polen, ontmoet onderweg de koude polaire lucht. De warme vochtige lucht wordt door de koude droge lucht gedwongen op te stijgen en er ontstaat wederom een laagdrukgebied. Hetzelfde principe herhaalt zich. Dit noemt is het luchtcirculatiesysteem.
Omdat de draait om haar as, stroomt de wind niet simpel noord/zuid maar wijkt af. Op het noordelijk halfrond naar rechts, op de zuidelijk naar links. Deze luchtstromen bepalen voor een groot deel waar neerslag en droogte ontstaat. Uiteindelijk hebben deze luchtstromen veel invloed op het klimaat op aarde.